Sunday, December 17, 2017

Dutch

'n : een
's avonds : in the evening
's middags : in the afternoon
's morgens : in the morning
's nachts : during the night, in the night, at night
't : het
Aarde : Earth f
Afrika : Africa n
Afrikaans : African
Afrikaanse : Afrikaans infl
Amerika : America n
Antoine : Antoine
Arizona : Arizona f
Australië : Australia n
China : China n
Europa : Europe n
Europees : European
Exupéry : Exupéry
Frankrijk : France n
Indië : the Indies n
Jupiter : Jupiter m
Leon : Leon
Mars : Mars m
Noordpool : North Pole m
Rusland : Russia n
Sahara : Sahara n
Saharawoestijn : Sahara desert f
Saint : Saint
Siberië : Siberia n
Sire : your Majesty, Sire
Turks : Turkish
Turkse : Turks infl
Uwe Majesteit : Your Majesty
Venus : Venus f
Werth : Werth
Zuidpool : South Pole m
Zuidzee : the Pacific (Ocean) f
aan : to, on, at
aan boord : on board
aanbreken : to break into, to open for the first time; dawn n
aandacht : attention f
aandachtig : attentive; attentively
aandikken : to exaggerate, to embellish
aandoen : to do to, to cause, to put on
aandraaien : to tighten, screw tighter
aanduiding : indication, designation f
aangaan : to enter into, to go on
aangedikt : aandikken past part
aangedraaid : aandraaien past part
aangehoord : aanhoren past part
aangekomen : aankomen past part
aangeraden : aanraden past part
aangesteld : aanstellen past part
aangestoken : aansteken past part
aangrijpen : to move, to stir
aangrijpt : aangrijpen 2,3 pres
aanhebben : to have on, to wear
aanhoren : to listen to
aankeek : aankijken past
aankijken : to look at
aankleden : to dress, put clothing on someone or something
aankomen : to arrive
aankomst : arrival f
aanleiding : reason, cause, inducement f
aanmaken : to create
aanpakken : to deal with, to tackle (a problem)
aanpakt : aanpakken 2,3 pres
aanraak : aanraken 1 pres
aanraden : to suggest, advise
aanraken : to touch
aanraking : touching f
aansla : aanslaan 1 pres
aanslaan : to strike, to start, to succeed, to have an effect, to assess
aansteekt : aansteken 2,3 pres
aansteken : to light, kindle
aanstellen : to appoint, to show off, act
aantal : number n
aanval : assault, attack m
aanwijzing : hint, indication f
aanwijzingen : aanwijzing pl
aarde : earth, ground, soil f
aardig : friendly, nice
aardrijkskunde : geography f
aardrijkskundeboek : geography book n
aardrijkskundeboeken : aardrijkskundeboek pl
aardrijkskundeboekje : aardrijkskundeboek dim n
aardrijkskundeboekjes : aardrijkskundeboekje pl
aardrijkskundig : geographic(al)
aardrijkskundige : aardrijkskundig infl; geographer m
aardrijkskundigen : aardrijkskundige pl
aarzelde : aarzelen past
aarzelen : to hesitate
aarzelend : aarzelen pres part; hesitant; hesitantly
absoluut : absolute
ach : oh
acht : eight
achtentwintig : twenty-eight
achter : behind, beyond
achterkomen : to find out
achterna : after, behind, following
achternazitten : to pursue
achtste : eighth
ademde : ademen past
ademen : to breathe
af : off, down
af en toe : now and then; occasionally
afgaan : to go off, to rely on, to depend on
afgenomen : afnemen past part
afgeraden : afraden past part
afgrijselijk : heinous, horrible
afgrond : abyss m
afhangen : to depend
afleiding : distraction f
aflopen : to walk down
afmeting : dimension (size) f
afmetingen : afmeting pl
afnemen : to take off, to remove
afraden : to disadvise, to dissuade, to discourage
afschrikwekkend : heinous, horrible
afspraak : appointment, date f,m
afstand : distance m
afstralen : to radiate
afvegen : to wipe (off), to wipre away
afvragen : to wonder
aha : aha
al : all, all of; already
al gauw : soon
al met al : all in all
al net zo : just as
al te : overly
algemeen : public, general, universal
allang : for a long time already
alle : all infl
alleen : only, alone
alleen maar : just, nothing but
allemaal : all, everyone, everything
allen : all
allerlei : all kinds of
alles : everything, all, anything
alléén : alone, by oneself
als : if, when, like, as
als het ware : as it were
alsjeblieft : please
alsof : as if
altijd : always
alweer : (once) again, already
ambassadeur : ambassador m
ander : other, different
andere : ander infl
anderen : ander pl
anders : otherwise; unlike; ander part
anders worden : to be different
angstig : fearful, anxious
antwoord : antwoorden 1 pres; answer, reply n
antwoordde : antwoorden past
antwoordden : antwoorden pl past
antwoorden : to answer, reply
antwoordt : antwoorden 2,3 pres
apebroodbomen : apebroodboom pl
apebroodboom : apenbroodboom
apebroodboompje : apebroodboom dim n
apebroodboompjes : apebroodboompje pl
apebroodboomzaad : baobab seed n
apebroodboomzaden : apebroodboomzaad pl
apenbroodboom : baobab m
appelboom : apple tree m
arm : arm m; poor
armband : bracelet m
armen : arm pl
armzalig : pitiful
armzalige : armzalig infl
asteroïde : asteroid f
asteroïden : asteroïde pl
auteur : author m
avond : evening, night m
avonds : avond gen
avondschemering : dusk, evening twilight f
avonturen : avontuur pl
avontuur : adventure n
baksteen : brick m
ballet : ballet n
bang : scared, frightened
bank : bank m,f
baren : to bear, to give birth to
barsten : to burst, split completely
barstte : barsten past
beantwoordde : beantwoorden past
beantwoorden : to answer, reply to
bedacht : bedenken past, past part
bedeesd : shy, fearful
bedenken : to think of, to make up
bedenkt : bedenken 2,3 pres
bedoel : bedoelen 1 pres
bedoeld : bedoelen past part
bedoelen : to mean
bedreigd : bedreigen past part
bedreigen : to threaten
bedroefd : sorrowful, sad
bedwingen : to restrain
beeld : image n
beeldig : beautiful, lovely
been : leg n
beest : animal, beast n
beet : bite m
beetje : beet dim n
begiet : begieten pres
begieten : to water, wet
begin : beginnen 1 pres
beginnen : to begin
begon : beginnen past
begonnen : beginnen pl past
begoot : begieten past
begraven : to bury; begraven past part
begreep : begrijpen past
begrepen : begrijpen pl past
begrijp : begrijpen 1 pres
begrijpen : to understand (concepts, ideas), to comprehend
begrijpt : begrijpen 2,3 pres
begrip : understanding, comprehension n
behalve : except
beheer : beheren 1 pres
beheren : to manage, administer
behoefte : need f
beiden : both (referring to a person)
bekeek : bekijken past
bekend : (well-)known
bekendheid : acquaintance (familiarity) f
bekijk : bekijken 1 pres, 2 imp
bekijken : to look at, to view
beklemd : beklemmen past part; jammed, wedged, stuck, trapped
beklemmen : to squeeze
bekroop : bekruipen past
bekruipen : to come over, to assail, steal over
belachelijk : ridiculous
belang : interest, concern, importance, significance n
belangrijk : important
belangrijke : belangrijk infl
belangrijker : belangrijk comp
belangrijks : belangrijk part
belangrijkst : belangrijk supl
belangrijkste : belangrijkst infl
beleefd : polite; politely
belofte : promise, vow, pledge f
bemoeien : to interfere, to meddle
ben : zijn 1 pres
benen : been pl
bengelend : dangle, swing (to and fro)
bengelende : bengelend infl
benoem : benoemen 1 pres
benoemen : to appoint, nominate
bent : zijn 2 pres
beoordelen : to evaluate, to assess, to judge
bereiken : to arrive at, to reach, to get to
bereikt : bereiken past part
berg : mountain, hill m
bergen : berg pl
beroep : profession, vocation n
berouw : remorse, regret n
bescheiden : modest; descreetly
bescherming : protection, shelter f
beschrijf : beschrijven 1 pres, 2 imp
beschrijven : to write on, to describe
beschrijving : description f
beschut : beschutten past part
beschutten : to protect, to provide cover, to shield
besef : realisation n
beslaan : to cover, occupy
beslaat : beslaan 2,3 pres
beslag : possession n
besloot : besluiten past
besloten : besluiten past part
besluiten : to decide, to make a decision
best : goed supl; fine; quite, rather
bestaan : to exist, to be; bestaan past part; living, livelihood n
bestaat : bestaan 2,3 pres
beste : best infl
besteden : to spend
besteed : besteden 1 pres, past part
bestond : bestaan past
besturen : to steer, to drive
betekenen : to mean, to signify
betekenis : meaning f
betekent : betekenen 2,3 pres
beter : goed comp; better
betoverde : betoveren past
betoveren : to enchant
betoverend : enchanting ; betoveren pres part
betoverende : betoverend infl
beurt : turn f
beval : bevelen past
bevallen : to please, satisfy
beveel : bevelen 1 pres
beveelt : bevelen 2,3 pres
bevel : order, command n
bevelen : to order, to command; bevel pl
beviel : bevallen past
bevochtigd : bevochtigen past part
bevochtigen : to wet, to dampen
bevolken : to populate
bevolking : population
bevriend : friendly
bewaard : bewaren past part
bewaren : to preserve, to keep
bewegen : to move, to be in motion
beweging : movement, motion f
bewegingen : beweging pl
bewijs : proof n
bewijzen : bewijs pl; to prove
bewonder : bewonderen 1 pres, 2 imp
bewonderaar : admirer m
bewonderaars : bewonderaar pl
bewonderen : to admire
bewondering : admiration f
bewonen : to live in, to inhabit
bewoon : bewonen 1 pres
bewoond : inhabited; bewonen past part
bewoonde : bewoond infl
bezet : bezetten 2,3 pres, past part
bezetten : to occupy
bezield : bezielen past part
bezielen : to inspire
bezienswaardigheid : tourist attraction f
bezig : busy, occupied
bezigheid : busyness, occupation, activity f
bezighouden : to keep busy, to occupy
bezighoudt : bezighouden pres
bezit : bezitten pres
bezitten : to own, to possess
bezocht : bezoeken past
bezoek : visit n
bezoeken : to visit
bezoekje : bezoek dim n
bezorgd : preoccupied, concerned; bezorgen past part
bezorgen : to provide
bij : at, in, to, with, during; bee f
bij elkaar : together
bijen : bij pl
bijten : to bite
bijvoorbeeld : for example
bijwonen : to attend
bijzonder : special, particular; particularly
bijzonderheden : bijzonderheid pl
bijzonderheid : detail, particular f
bijzonders : bijzonder part
binnen : inside, indoors ; within
binnenin : inside
binnenst : innermost
binnenste : binnenst infl
blaadje : blad dim n
blad : leaf, sheet of paper n
bladzijde : page f
blazen : to blow
bleef : blijven past
bleek : pale
bleke : bleek infl
blies : blazen past
blij : happy; blissful
blijf : blijven 1 pres, 2 imp
blijft : blijven 2,3 pres
blijkbaar : apparently; evident, apparent
blijken : to appear, to become apparent, to turn out
blijkt : blijken 2,3 pres
blijven : to stay, to remain
blik : glance m
bliksem : lightning m
blind : blind (unable to see)
bloeien : to blossom, to bear flowers
bloeiend : bloeien pres part
bloeiende : bloeiend infl
bloem : flower f
bloemblaadje : bloemblad dim n
bloemblaadjes : bloemblaadje pl
bloemblad : petal n
bloemen : bloem pl
bloempje : bloem dim n
bloosde : blozen past
blozen : to blush, flush
blozend : blozen pres part
boa : boa m
boa's : boa pl
bodem : bottom, soil, ground m
boek : book n
boeken : boek pl
boekje : boek dim n
bomen : boom pl
boog : buigen past
boom : tree m
boord : board, hem, edge m
boos : upset, frustrated, evil
bout : bolt m
bouwvallig : dilapidated, ramshackle
bouwvallige : bouwvallig infl
boven : above
bovendien : besides; by the way; moreover, furthermore
bovenop : on top, above
boze : boos infl
brabbelde : brabbelen past
brabbelen : to babble unclearly, talk nonsense
bracht : brengen past
branden : to burn
breed : broad
brengen : to bring, to carry
brengt : brengen 2,3 pres
bridge : bridge n
broer : brother m
broertje : broer dim n
broertjes : broertje pl
bron : well, source f
brood : bread n
broos : fragile, perishable, vulnerable, weak
broze : broos infl
brozer : broos comp
brozers : brozer part
buigen : to bend, to bow
buiten : outside
buurt : neighborhood, part of town, vicinity f
cadeau : present; gift n
cijfer : digit n
cijfers : cijfer pl
circa : circa; about, approximately
collega : colleague f,m
congres : congress n
constrictor : constrictor m
constrictors : constrictor pl
coulisse : (side) wing f
coulissen : coulisse pl
daad : deed, act f
daag : bye
daar : there; since
daarbinnen : binnen + dat
daardoor : door + dat; thereby
daarin : in + dat
daarmee : met + dat
daarna : na + dat; after(wards)
daarnet : just now, only a little while ago, only a minute ago
daarom : om + dat; therefore, hence
daarop : op + dat; thereupon
daarover : over + dat
daarvoor : voor + dat ; therefor
dacht : denken past
daden : daad pl
dag : day m; goodbye
dagen : dag pl
dagenlang : for days
dak : roof n
dan : then ; than
dankzij : thanks to
dans : dance m
dansen : to dance
dansten : dansen pl past
das : necktie, scarf f
dassen : das pl
dat : that, those n
de : the m,f,pl
deden : doen pl past
deed : doen past
deel : part, piece n
deftig : distinguished, fashionable, stately
denk : denken 1 pres, 2 imp
denken : to think
denkt : denken 2,3 pres
derde : third
dertig : thirty
des : the ... the
deze : this m,f,pl
dezelfde : the same
diamant : diamond m
dicht : closed, shut
dichtbij : close, nearby
dichte : dicht infl
dichter : dicht comp
dichterbij : dichtbij comp
dictator : dictator m
die : that m,f,pl
diegenen : those who, those which
dienen : to serve
dienst : service m
diep : deep
diepe : diep infl
diepte : depth f
dier : animal n
dieren : dier pl
dik : thick, fat; fatly, thickly
dikke : dik infl
ding : matter, thing n
dingen : ding pl
dingetje : ding dim n
dingetjes : dingetje pl
dit : this n
ditmaal : this time
dode : dood infl
doden : to kill
doe : doen 1 pres, 2 imp
doen : to do, to put
doet : doen 2,3 pres
dol : crazy, silly, mad
donderdag : Thursday m
donderde : donderen past
donderen : to thunder
donderend : donderen pres part
donker
dood : dead ; death f,m
doodgaan : to die
doodgewone : doodgewoon infl
doodgewoon : perfectly common (ordinary)
doodging : doodgaan past
doodmoe : dead tired
doodsbleek : deathly pale, as pale as death
doodsgevaar : deadly peril, mortal danger n
doodstraf : death sentence, capital punishment f,m
doofde : doven past
dooft : doven 2,3 pres
door : through, by, because of; forward, on
doorboort : doorboren 2,3 pres
doorboren : to pierce, to broach
doordat : because
doorgaan : to go through (with), to proceed, to continue
doorheen : through
doorlopen : to go through
doorn : thorn m
doornen : doorn pl
doortrekken : to travel through, pass through
dor : dry, wilted
dorp : village, hamlet n
dorpsput : village well m
dorst : thirst m
dorstig : thirsty
dorstlessend : thirst-quenching
dorstlessende : dorstlessend infl
doven : to extinguish
draaide : draaien past
draaien : to turn, to turn round
draait : draaien 2,3 pres
dragen : to carry
drama : tragedy, drama n
drentelen : saunter, stroll
drie : three
driehonderdelf : three hundred eleven
drieënveertig : forty-three
drieënvijftig : fifty-three
drift : passion, drift f
dringend : urgent
dringende : dringend infl
drink : drinken 1 pres
drinken : to drink
drinkwater : drinking water n
droefgeestig : melancholy, mournful, dolorous
droefgeestige : droefgeestig infl
droeg : dragen past
droevig : sad, melancholy
droevigst : droevig supl
droevigste : droevigst infl
dromen : to dream
dronk : drinken past
dronkaard : drunkard m
dronkaards : dronkaard pl
droom : dream m
droomde : dromen past
druk : busy; pressure m
drukken : to press
druppel : drop, dribble m
dubbel : double, doubly
duidelijk : clear, precise
duif : pigeon, dove f
duin : dune f
duiven : duif pl
duizend : thousand
duldde : dulden past
dulden : to tolerate
dun : thin, slender
duren : to last, to take (a certain time)
durfde : durven past
durven : to dare (do), to not be afraid (to do)
dus : thus, so, ergo
duurt : duren 2,3 pres
dwaas : foolish, stupid
dwingen : to force, coerce (someone)
dwong : dwingen past
echo : echo m
echt : authentic, true, genuine, real ; really
echter : however; echt comp
een : a, an
een beetje : a bit, a little bit
eenendertig : thirty-one
eenmaal : once
eens : once, one time, just; of one accord or opinion, in agreement
eentje : een dim; own
eentonig : monotonous
eenvoudig : simple, plain
eenvoudige : eenvoudig infl
eenvoudigweg : simply, just
eenzaam : lonely, lonesome
eenzamer : eenzaam comp
eerbiedig : respectful, courteous, well-mannered; respectfully
eerst : first, before
eerste : eerst infl
eet : eten pres
eeuwig : eternal
eeuwige : eeuwig infl
eh : er
eigen : own
eigenlijk : actual; actually, really, in reality
eiland : island n
eilandje : eiland dim n
eind : end, sistance n
einde : end n
eindelijk : at last, finally
eindje : eind dim n
eisen : to demand
eist : eisen 2,3 pres
elektriciteit : electricity f
elf : eleven
elk : each; every; everyone
elkaar : each other, one another
elke : elk infl
ellende : misery f
emmer : bucket m
en : end, well
ene : one (contrasting with another)
enig : some, any; single, unique
enige : enig infl ; only thing
enkel : single, only, sole; ankle m
enkele : some, a few; enkel infl
er : there, of them; him,her,it,them
eraan : aan + het
erg : very; serious, considerable, severe
ergens : somewhere
ergens anders : elsewhere
erger : erg comp
ergeren : to annoy, to irritate
ergst : erg supl
ergste : ergst infl
erin : in + het
erkend : acknowledged, accepted; erkennen past part
erkennen : to acknowledge, to recognize
ermee : met + het
ernstig : serious; seriously
ernstiger : ernstig comp
erop : op + het; following, next
ertoe : tot + het
eruitzien : to look, to look like, to have a certain appearance
ervan : van + het
eten : to eat
etiquette : etiquette f,m
even : for a short period, for a while; quite, rather
exemplaar : copy n
exemplaren : exemplaar pl
fantasie : imagination f
feest : feast n
figuur : figure n,m
fladderen : to flutter
flauwekul : nonsense m
fles : bottle f
flessen : fles pl
flink : considerable, large, sturdy
flinke : flink infl
flits : flash m
fontein : fountain f
fris : fresh, refreshing
frisse : fris infl
ga : gaan 1 pres, 2 imp
gaan : to go, to move, to proceed 1 pres, 2 imp
gaap : yawn m ; gapen
gaapte : gapen past
gaat : gaan 2,3 pres
gaf : geven past
gapen : to yawn
gat : gap, hole n
gaten : gat pl
gauw : quickly, soon
geallieerden : allies pl
geantwoord : antwoorden past part
gebaar : gesture n
gebeurd : gebeuren past part
gebeuren : to happen
gebeurt : gebeuren 2,3 pres
gebied : area, region n
gebogen : buigen past part; curved, bended
geboren : baren past part
gebrek : lack n
gebruiken : to use
gebruikte : gebruiken past
gedaan : doen past part
gedacht : denken past part
gedachte : thought, idea f
gedachten : gedachte pl
gedoe : ado, doing, activity n
gedood : doden past part
gedoofd : doven past part
gedrag : behaviour, conduct n
gedronken : drinken past part
geduld : patience n
geduurd : duren past part
geef : geven 1 pres, 2 imp
geeft : geven 2,3 pres
geel : yellow
geen : no, not a, not an, not any
geestig : funny, humorous
gegaan : gaan past part
gegeven : geven past part
gegraven : graven past part
gehad : hebben past part
geheel : whole, entire
geheim : secret n
geheimzinnig : secretive, mysterious
geheimzinnig : secretive, mysterious
geheimzinnige : geheimzinnig infl
geheimzinnigheid : secrecy, stealth, mystery f
geheimzinnigs : geheimzinnig part
gehele : geheel infl
geheugen : memory n
geholpen : helpen past part
gehoorzaamd : gehoorzamen past part
gehoorzaamde : gehoorzamen past
gehoorzaamheid : obedience f
gehoorzamen : to obey
gehouden : houden past part
gek : crazy, mad
gekeken : kijken past part
gekend : kennen past part
gekke : gek infl
geklede : gekleed infl
gekleed : kleden past part
gekocht : kopen past part
gekomen : komen part past
gelaten : laten past part
gele : geel infl
geleden : ago, since
geleerd : leren past part
geleerde : geleerd infl; scholar m
geleerden : geleerde pl
geleverd : leveren past part
gelezen : lezen past part
gelijk : right, equal; equally, alike
geloof : geloven 1 pres, 2 imp
geloofde : geloven past
gelopen : lopen past part
geloven : to believe, to hold a belief
geluid : sound n
geluisterd : luisteren past part
geluk : luck, happiness n
gelukkig : happy, lucky; luckily
gelukkiger : gelukkig comp
gelukt : lukken past part
gemaakt : maken past part
gemakkelijk : easy; easily
genade : mercy f,m
generaal : general; general officer m
genieten : to enjoy
genoeg : enough
genomen : nemen past part
gepeins : contemplation, rumination n
geprezen : prijzen past part
geprikkeld : prikkelen past part
geprobeerd : proberen past part
geraas : din, roar(ing), noise n
geranium : geranium f,m
geraniums : geranium pl
gereedschappen
geregeld : regular; regularly; regelen past part
gereisd : reizen past part
gerekend : rekenen past part
gericht : richten past part
geroken : ruiken past part
gerust : at ease; free of anxiety, without fear or worry
geruststelde : geruststellen past
geruststellen : to put at ease, to reassure
geschenk : gift, present n
geschiedenis : history f
geschoten : schieten past part
geschreven : schrijven past part
geschrokken : schrikken past part
geslapen : slapen past part
gesloten : closed
gesnoef : braggadocio n
gesproken : spreken past part
gesteld : stellen past part
gestelde : gesteld infl
gestoord : disturbed, crazy, mad
getekend : tekenen past part
getroffen : treffen past part
getroost : troosten past part
geur : scent, smell, odour, odor m
geurde : geuren past
geuren : to smell, to be fragrant
gevaar : danger, peril n
gevaarlijk : dangerous
geval : case, situation, instance n
gevallen : vallen past part; geval pl
gevecht : fight, struggle, battle n
geven : to give
gevlogen : vliegen past part
gevoel : feeling n
gevonden : vinden past part
geweer : gun n
geweest : zijn past part
geweigerd : weigeren past part
geweldig : tremendous, great, awesome, wonderful; mightily
geweldige : geweldig infl
geweren : geweer pl
geweten : weten past part
gewichtig : heavy, weighty, important
gewichtige : gewichtig infl
gewichtiger : gewichtig comp
gewone : gewoon infl
gewoon : regular, ordinary, usual; simply, just
geworden : worden past part
gezag : authority n
gezegd : zeggen past part
gezegend : blessed; zegenen past part
gezegende : gezegend infl
gezet : zetten past part
gezicht : face, sight n
gezien : zien past part
gezocht : zoeken past part
gezwegen : zwijgen past part
geïllustreerd : illustrated
gids : guide m
gieter : watering can m
gif : poison, venom, toxin n
gilde : gillen past
gillen : to yell, scream
ging : gaan past
gingen : gaan pl past
glad : smooth, polished; smoothly
glans : glistening, shimmer, shine m
glazen : made of glass
glijden : to slide
glimlach : smile m
glimlachen : glimlach pl
glimlachte : glimlachen past part
glimmen : to shine, glow, shimmer
goed : good, well
goede : goed infl
goedenacht : good night
goedenavond : good evening
goedendag : good day
goedgelovig : credulous, gullible
golf : golf n
golving : undulation, wave f
golvingen : golving pl
goud : gold n
gouden : golden, made of gold
goudkleurig : gold-colored
goudkleurige : goudkleurig infl
graag : willlingly, gladly
grappig : funny
grappiger : grappig comp
gras : grass n
graven : to dig
groeide : groeien past
groeien : to grow
groen : green
groene : groen infl
groep : group f,m
groepje : groep dim n
groepjes : groepje pl
groeten : to greet, to salute
groette : groeten past
grond : ground m
groot : big, large, great
groots : grand, grandiose
grootte : size f
grote : groot infl
groter : grote comp
gulden : gulden, guilder m ; golden
gunst : favour f
gunstig : favourable; favorably
haalde : halen past
haalt : halen 2,3 pres
haar : her 3 f acc,dat,gen; hair n
haarlok : lock (of hair) f,m
haarlokken : haarlok pl
haast : hurry, haste f,m
haasten : to hurry, to haste, to rush
haastig : hasty, rash, impetuous; hastily
had : hebben past
hadden : hebben pl past
halen : to fetch, to reach, to make
half : half
hals : neck m
hamer : hammer m
hand : hand f
handen : hand pl
hangen : to hang
hangt : hangen 2,3 pres
hap : bite m
hard : hard, strong; fast, swiftly
hart : heart n
heb : hebben 1 pres
hebben : to have, to possess, own, hold
hebt : hebben 2,3 pres
heeft : hebben 2(u),3 pres
heel : complete, full, whole; very
heelal : universe n
heen : away, to, towards; gone, on the way there
heerlijk : wonderful, delicious, nice
heerlijke : heerlijk infl
heerser : ruler, sovereign m
heersers : heerser pl
hees : hijsen past
heester : bush, shrub m
heesters : heester pl
heette : heten past
hekel : hatred m
helaas : unfortunately
hele : heel infl
helemaal : completely
helemaal niet : not at all
helpen : to help
hem : him 3 m acc,dat
hemel : heaven, sky m
hen : them 3 pl acc
herhaalde : herhalen past
herhalen : to repeat
herinneren : to remind, to prompt, to remember
herinnering : memory f
herinneringen : herinnering pl
herinnert : herinneren 2,3 pres
herkend : herkennen past part
herkennen : to recognize
hermelijn : ermine m
hermelijnen : hermelijn pl
het : the, it n
het eens zijn met : to agree with
heten : to be named, to be called
hetzelfde : the same
heus : friendly, polite; really, actually, genuinely
hield : houden past
hier : here
hij : he 3 m nom
hijsen : to pull up, hoist
hijzelf : himself
hm : (a)hem
hoe : how
hoed : hat m
hoef : hoeven 1 pres
hoefde : hoeven past
hoeft : hoeven 2,3 pres
hoek : corner m
hoekje : hoek dim n
hoesten : to cough
hoeveel : how much, how many
hoeven : to need to, to have to
hoezo : in what way, in what respect, why; how so? how is that?
hoge : hoog infl
hoger : hoog comp
hol : hole, hollow n
honderd : hundred
honderden : honderd pl
honderdenelf : one hundred eleven
honger : hunger m
hongerig : hungry
honingkleur : honey color f
honingkleurig : honey colored
hoofd : head n
hoog : high
hooghartig : haughty, supercilious
hooghartige : hooghartig infl
hoor : horen 1 pres
hoorde : horen past
hoorn : horn m
hoort : horen 2,3 pres
hopelijk : hopefully
horen : to hear; hoorn
horens : horen pl
hou : houden 1 pres
houden : to keep, to hold
houden van : to love
houdt : houden 2,3 pres
huilde : huilen past
huilen : to cry, to weep
huis : house n
huisje : huis dim n
huist : huizen 2,3 pres
huizen : to live
humeurig : moody, temperamental, fickle
hun : them, their 3 pl dat,gen
hè : huh, ugh
hé : hey
héél : very, quite
idee : idea n
ieder : each, any; everybody, everyone
iedere : ieder infl
iedereen : everyone
iemand : someone
iets : something, anything
ijdel : vain, overly proud, concieted; vainly
ijdele : ijdel infl
ijdelheid : vanity f
ijdeltuit : vain person f,m
ijdeltuiten : ijdeltuit pl
ik : I 1 nom
immers : after all, for, since
in : in, inside
in beslag nemen : to seize
in het rond : round about
in het wilde weg : at random
in staat : capable, able
inderdaad : indeed
indruk : impression m
ineens : at once, suddenly
informeerde : informeren past
informeren : to inquire, to search or to ask for information
ingelopen : inlopen past part
ingericht : inrichten past part
ingeslapen : inslapen past part
ingewikkeld : complicated
ingewikkelde : ingewikkeld infl
inhalen : to overtake, to catch up with
inkt : ink m
inlopen : to catch up, to turn info
innemen : to take, to occupy, to capture
inprenten : to impress (on)
inrichten : to arrange, organize
inslapen : to fall asleep
inslikken : to swallow
inspande : inspannen past
inspannen : to exert
inspanning : effort f
instellen : to set (up), to configure
interessant : interesting
internationaal : international
invallen : to fall into
inzien : to realise, to see, recognize
is : zijn 3 pres
ja : yes
jaag : jagen 1 pres
jaagt : jagen 2,3 pres
jaar : year n
jagen : to hunt, to drive
jager : hunter m
jagers : jager pl
jammer : unfortunate, sad, too bad
jammer genoeg : unfortunately
jaren : jaar pl
jawel : yes, certainly
je : you 2, 2 pl; you 2, 2 pl nom,acc,dat,gen
jezelf : yourself
jij : you 2 nom
jokken : to fib, to tell an inconsequential lie
jokt : jokken 2,3 pres
jong : young
jongen : boy m
jongetje : jongen dim n
jongetjes : jongetje pl
jou : you 2 acc,dat
jouw : your 2 gen
juist : right, correct, just
jullie : you 2 pl nom,dat,acc,gen
justitie : justice f
kaart : card, map f
kalender : calendar m
kamer : room, chamber f
kamerscherm : screen n
kamertje : kamer dim n
kan : kunnen pres
kant : side, face m
kant en klaar : already made, ready for use
kapsel : haircut, hairstyle, hairdo n
karabijn : carbine f,m
karavaan : caravan f
katrol : pulley f,m
kauwen : to chew
keek : kijken past
keer : time (occasion, instance) m
keihard : hard as a rock, extremely powerful
keiharde : keihard infl
ken : kennen 1 pres
kende : kennen past
kennen : to know (a person, a thing), be acquainted with
kennis : acquaintance m,f
kennismaking : acquaintance, meeting of someone for the first time f
kent : kennen 2,3 pres
kerel : lad, fellow, bloke m
kereltje : kerel dim n
kerk : church f
kerken : kerk pl
kerstboom : Christmas tree m
kerstcadeau : Christmas present n
kerstcadeautje : kerstcadeau dim n
kerstcadeautjes : kerstcadeautje pl
keurig : proper, decorous, neat
kiezen : to choose
kijk : kijken 1 pres, 2 imp
kijken : to look
kijkt : kijken 2,3 pres
kind : child, kid n
kinderachtig : childish, infantile
kinderboek : children's book n
kinderboeken : kinderboek pl
kinderen : kind pl
kinderlijk : childlike; childishly
kindje : kind dim n
kip : chicken, hen f
kippen : kip pl
kist : box, chest f,m
klaar : ready, clear
klacht : complaint f
klachten : klacht pl
klap : klappen 1 pres, 2 imp
klappen : to clap
klaproos : poppy f
klaprozen : klaproos pl
klapte : klappen past
klassieken : classics
klauw : claw f
klauwen : klauw pl
kleden : to dress
kleedde : kleden past
klein : small, little
kleine : klein infl
kleinst : klein supl
kleinste : kleinst infl
kleren : clothes pl
kleur : color, colour, blush f
kleuren : kleur pl
kleurpotlood : crayon, colored pencil n
klimmen : to climb
klinken : to sound
klinkt : klinken 2,3 pres
klom : klimmen past
klonk : klinken past
kloppen : to beat, hit
knie : knee f
knop : a bud on a (growing) plant, knob m
koets : coach (four-wheeled carriage) f
kom : komen 1 pres, 2 imp
komen : to come, to happen
komst : arrival f
komt : komen 2,3 pres
kon : kunnen past
konden : kunnen pl past
koning : king m
koningen : koning pl
koninkrijk : kingdom n
kool : cabbage f
koopman : merchant m
koorts : fever f,m
koos : kiezen past
kopen : to buy
koren : grain; corn n
korenveld : wheat field n
korenvelden : korenveld pl
kort : short
kortstondig : brief, short-lived
kostbaar : valuable, precious
kostbaarst : kostbaar supl
kostbaarste : kostbaarst infl
kou : cold f
koud : cold
krabbel : scribble f,m
krabbelde : krabbelen past
krabbelen : to scrawl, scribble
krabbeltje : krabbel dim n
krater : crater m
kraters : krater pl
kreeg : krijgen past
kriebelig : tickling, crabbed
krijg : krijgen 1 pres
krijgen : to get, to receive, to come into possession of
krijgt : krijgen 2,3 pres
kring : circle m
krioelde : krioelen past
krioelen : to swarm, pullulate, teem
kronkel : kronkelen 1 pres, 2 imp
kronkelde : kronkelen past
kronkelen : to twist, wriggle
kruid : herb n
kruip : kruipen 1 pres
kruipen : to crawl, to creep
kruk : stool f
krukje : kruk dim
kuch : cough m
kuchen : to cough
kuchte : kuchen past
kudde : herd f
kun : kunnen 2 pres
kunnen : can, to be able to
kunstcriticus : art critic m
kunt : kunnen 2,3 pres
kwaad : angry, furious
kwaadaardig : malicious
kwaads : kwaad part
kwalijk : bad, undesirable, difficult
kwalijk nemen : to blame for, to hold responsible for
kwam : komen past
kwamen : komen pl past
kweek : cultivation of crops m
kweken : to grow, cultivate, to raise
kwestie : question f
kwijt : lost, missing
kwijtraken : to lose, to dispoose of
la : drawer f
laat : late; laten pres, 2 imp
laatst : laat supl; latest, most recent, newest, last
laatste : laatst infl
lach : laugh, smile m
lachen : to laugh
lachend : lachen pres part
lacht : lachen 2,3 pres
lachte : lachen past
lag : liggen past
lamp : lamp f
lampen : lamp pl
lampje : lamp dim n
lampjes : lampje pl
land : land, country n
landschap : landscape n
lang : long
lange : lang infl
lange tijd : for a long time
langer : lang comp
langs : past, through
langskomen : to pass by, to come past
langzaam : slow; slowly
langzamerhand : gradually, bit by bit
lantaarn : lantern f,m
lantaarnopsteker : lamplighter m
lantaarnopstekers : lantaarnopsteker pl
lap : rag, piece of cloth m
lappen : lap pl
last : hindrance, problem m
lastig : inconvenient, cumbersome, gruelling
laten : to leave, to let
laten varen : to abandon, let go, to give up
later : laat comp; later
lawaai : racket, noise n
leefde : leven past
leeft : leven 2,3 pres
leeftijd : lifespan, age m
leeg : empty, hollow
leegloopt : leeglopen 2,3 pres
leeglopen : to lose its contents gradually, to empty out, to drain
leek : lijken past
leer : leren 1 pres
leerde : leren past
legde : leggen past
lege : leeg infl
legende : legend f,m
leger : army, armed forces n
leggen : to lay, to set
leken : lijken pl past
lekker : tasty, nice, delicious
lelijk : ugly
leren : to learn
leren kennen : to get to know
les : course, lesson f
let : letten pres
letten : to pay attention
leugenachtig : mendacious, untruthful
leugenachtige : leugenachtig infl
leven : to live, to be alive; life n
levend : living, alive; leven past part
leventje : leven dim n
leveren : to supply
lezen : to read
lichaam : body n
licht : light, easy; light n
lichtje : licht dim n
lichtjes : lichtje pl
lief : nice, sweet
liefde : love f
liep : lopen past
liet : laten past
liever : rather, preferably; graag comp
liggen : to be, to be placed or located, to lie
lijden : to undergo, to suffer
lijdt : lijden 2,3 pres
lijk : lijken 1 pres
lijken : to seem, appear, to look (a)like
lijkt : lijken 2,3 pres
links : on the left; left
lip : lip f
lippen : lip pl
locomotief : locomotive f,m
loodrecht : perpendicular, orthogonal; vertically
loopt : lopen 2,3 pres
lopen : to walk, go somewhere regardless of speed; to be open, current, activated
los : loose; lossen 1 pres
losschroeven : to unscrew, loosen, screw off
lossen : to unload
losslaan : to knock open, to knock loose
lucht : air, sky f,m
luchtruim : atmosphere, airspace, air n
lui : lazy
luiaard : sloth, lazy person m
luisteren : to listen
lukken : to succeed, to manage to, to succeed in, to be able to
lukt : lukken 2,3 pres
lukte : lukken past
maak : maken 1 pres, 2 imp
maakt : maken 2,3 pres
maakte : maken past
maakten : maken pl past
maal : time, turn, occurrence f
maand : month f
maanden : maand pl
maankleurig : moon-colored
maankleurige : maankleurig infl
maanlicht : moonlight n
maar : but, only, just
machine : machine f
machinestoring : machine malfunciton
macht : power, might, capability f
machtig : powerful
machtiger : machtig comp
mag : mogen pres
majesteit : majesty f
maken : to make
makkelijk : easy, complacent
man : man m
manier : way, manner f
mankeerde : mankeren past
mankeren : to be sick, to ail, to be wrong, to be the matter
mantel : cloak, mantle m
massa : mass, large amount f,m
massa's : massa pl
me : me 1 acc,dat
mecanicien : mechanic m
medelijden : compassion, sympathy for the suffering of another n
mee : along, together; also
meebrengen : bring (along)
meegeeft : meegeven 2,3 pres
meegeven : to give (way), yield
meenam : meenemen past
meenemen : to take along, take away, carry off/along
meer : veel comp ; more
meest : veel supl
meesterwerk : masterpiece n
meevallen : to be better than expected, to be not so bad
meikever : cockchafer, beetle m
meisje : girl n
meisjes : meisje pl
men : one, they
meneer : sir, mister m
mens : human, man m,n
mensen : mens pl
mensheid : humanity f
merken : to mark, to notice
merkte : merken past
met : with, by
met rust : alone, in peace
metaalachtig : metallic
meteen : immediately; at once
meter : meter m
mezelf : myself
middag : midday, noon, afternoon m
middags : middag gen
middel : means n
midden : in the middle
mij : me 1 acc,dat
mijl : mile m
mijn : my 1 gen
mijne : mine
miljard : billion n
miljoen : million n
miljoenen : miljoen pl
minder : weinig comp; less
minister : minister m
minuten : minuut pl
minuut : minute f,m
mislukking : failure f
misschien : perhaps, maybe
missen : to miss, to go without
miste : missen past
misverstand : misunderstanding n
model : model n
modern : modern
moderne : modern infl
moe : tired, weary
moed : courage, bravery, daring m
moeilijk : hard, difficult
moeilijke : moeilijk infl
moeilijker : moeilijk comp
moeilijkheden : moeilijkheid pl
moeilijkheid : difficulty f
moeilijkst : moeilijk supl
moeilijkste : moeilijkst infl
moeite : effort, difficulty f
moest : moeten past
moet : moeten pres
moeten : to be necessary, to be required
mogelijk : possible; possibly
mogen : may, can, be allowed to.
moment : moment n
monarch : monarch m
mond : mouth m
monnikenwerk : drudgery, donkey work, useless work n
mooi : beautiful, pretty, handsome, nice
mooie : mooi infl
mooist : mooi supl
mooiste : mooist infl
morgen : morning m ; tomorrow
morgenavond : tomorrow evening
morgens : morgen gen
motor : engine m
motorpech : engine trouble m
muilkorf : muzzle m
muisstil : quiet as a mouse, noiseless
muur : wall m
muziek : music f
méér : more
na : after
naam : name m
naar : to, towards, according to, in accordance with; unpleasant, sickening
naar buiten gaan : to go outside
naartoe : to, towards
naast : beside, next to; naasten 1 pres
naasten : to take as one's property
nacht : night m
nachtlucht : night air f,m
nachtmis : midnight mass f,m
nachts : nacht gen
nadat : after, after which
nadenken : to muse, to get lost in thought
nader : closer, more nearby
naderde : naderen past
naderen : to approach
nagedacht : nadenken past part
nam : nemen past
namelijk : namely
namen : naam pl; nemen pl past
narekenen : to recalculate, to check one's calculations
naroepen : to call after
natekenen : to draw
natuurlijk : naturally, of course; natural
nauwgezet : painstaking, conscientious, scrupulous, punctual
nee : no
neem : nemen 1 pres, 2 imp
neemt : nemen 2,3 pres, 2 pl imp
neer : down, downwards
neergelegd
neergeschoten : shot ; neerschieten past part
neerkijken : to look down
neerkomen : to come down, descend, fall, land
neerkwam : neerkomen past
neerschieten : to shoot
neervallen : to fall down
neerzetten : to set down, deposit, put down
negenhonderdduizend : nine hundred thousand
negerkoning : negro king m
negerkoningen : negerkoning pl
nemen : to take
nergens : nowhere
net : just, nearly, barely
net doen of : to pretend
neus : nose m
niemand : nobody, none
niet : not, no
niet meer : no logner, no more
niets : nothing
nietsnut : good-for-nothing m
nietsnutten : nietsnut pl
nieuw : new
nieuwe : nieuw infl
nieuwsgierig : curious, inquisitive
nijdig : angry, annoyed, cross
no. : nummer
noch : neither nor
nodig : necessary, needed; necessarily, badly, urgently
nodig hebben : to need
noemen : to call, to name
noemt : noemen 2,3 pres
nog : still, as before, yet, more, in addition
nog eens : once again
nogal : rather, quite
noodlanding : emergency landing f
nooit : never
noord : north
noteren : to write down, note
nou : now; so, well
nu : now
nu al : already
nu eenmaal : just, as a matter of fact
nummer : number n
nummers : nummer pl
nut : use, point, sense n
nuttig : useful, handy
o : o, oh, ah
oceaan : ocean m
oceanen : oceaan pl
och : alas, oh
ochtend : morning m
oef : oof
oerwoud : jungle n
oerwouden : oerwoud pl
of : or, either
ogen : oog pl
ogenblik : moment, blink of an eye (instant of time) n
oh : oh
olifant : elephant m
olifanten : olifant pl
om : about, at, around, to
om te : to, for the purpose of
omdat : because
omdoen : to put on
omheen : around
omhulsel : shell, coating n
omslaan : to turn over
omstandigheden : omstandigheid pl
omstandigheid : circumstance, condition f
onafwendbaar : unavoidable, ineluctable
onafwendbaars : onafwendbaar part
onbekend : unknown
onbekende : onbekend infl
onbelangrijk : unimportant
onbelangrijke : onbelangrijk infl
onbeweeglijk : stationary, immobile, motionless
ondanks : despite, in spite of
onder : under, downwards, among
onderbrak : onderbreken past
onderbreken : to interrupt, disrupt, butt in
onderdaan : subject (i.e. a citizen in a monarchy) m
onderdanen : onderdaan pl
ondergaan : to undergo, endure, to go down, to set; ondergaan past part
ondergaat : ondergaan 2,3 pres
ondergang : destruction, downfall, ruination m
onderhouden : to maintain
onderscheiden : to distinguish, to discriminate
ondervragen : to interrogate, to question
ondervroeg : ondervragen past
onderweg : en route, on the way
onderzoek : research, experiment, study, trial, test n
ondeugendheid : mischief f
ongeduldig : impatient
ongehoorzaamheid : disobedience f
ongelijk : wrongness n
ongeluk : accident n
ongelukkig : unfortunate, unhappy
ongeveer : about, roughly, approximately
onhandig : clumsy, maladroit
onkruid : weed, unwanted plant n
onmetelijk : immense, immeasurable
onmetelijke : onmetelijk infl
onredelijk : unreasonable, unfounded; unreasonably
onrustig : restless, agitated, unsettled
ons : us, our 1 pl acc,gen
onschadelijk : harmless
ontbijt : breakfast n
ontbijten : to have breakfast
ontdekken : to discover
ontdekking : discovery f
ontdekkingsreiziger : explorer m
ontdekkingsreizigers : ontdekkingsreiziger pl
ontdekt : ontdekken 2,3 pres, past part
ontdekte : ontdekken past
onthouden : to keep in mind, remember
ontkiemd : ontkiemen past part
ontkiemen : to germinate
ontkomen : to escape
ontkwam : ontkomen past
ontmoedigd : ontmoedigen past part
ontmoedigen : to discourage
ontmoet : ontmoeten 2,3 pres, past part
ontmoeten : to encounter, come across
ontmoette : ontmoeten past
ontroerd : moved, touched emotionally; ontroeren past part
ontroeren : to move, to cause to become emotional
ontroerend : moving, touching, stirring emotion/sympathy; ontroeren pres part
ontsnappen : to escape
ontsnapt : ontsnappen 2,3 pres, past part
ontsnapte : ontsnappen past
ontstaan : to arise, to come into being; ontstaan past part
ontvangen : to receive
ontvangt : ontvangen 2,3 pres
onvergetelijk : unforgettable
onvergetelijke : onvergetelijk infl
onze : ons infl; ours
onzekerheid : uncertainty f
onzichtbaar : invisible (not visible)
onzinnig : nonsensical, foolish
oog : eye, sight, vision, gaze n
oogopslag : glance m
ooit : sometime, ever
ook : also, too, moreover
ook al : even though
ook weer : then, so, again
oor : ear n
oordeel : judgment, verdict n
oordelen : to judge
oorlog : war m
oorsprong : origin m
op : on, at, up, in
op een keer : once
op goed geluk : at a venture; random
op slot : locked
opdracht : commission, assignment, dedication f,m
opdragen : to assign a duty to, to charge with, to dedicate
opeet : opeten pres
open : open
openden : openen pl past
opendoen : to open
openen : to open
openluchtvergadering : outdoor meeting f
openslaan : to open
opera : opera f
opeten : to eat up, devour
opgedragen : opdragen past part
opgegeten : opeten past part
opgericht : oprichten past part
opgetekend : optekenen past part
opgevat : opvatten past part
ophaalde : ophalen past
ophalen : to raise, to collect, to bring up
ophouden : to cease, stop
opkeek : opkijken past
opkijken : to lift one's eyes
opkomen : to come up, to rise
oplossen : to dissolve
opmaken : to make up
opmerken : to remark, notice
opmerking : remark, observation f
oponthoud : stop(page), delay, relent n
oppassen : to watch out, beware
opraken : to run out
oprichten : to rear, lift up, set up, establish
opspringen : to jump up
opstaan : to get up, to rise, to be on
opstand : rebellion, insurrection m
opstap : opstappen 1 pres
opstappen : to go away, resign, to depart
opsteker : boost, lighter m
opstellen : to arrange, line up
optekenen : to note down, record
optelling : sum, addtion f
optelsom : addition, equation, summation f
optelsommen : optelsom pl
optreden : to act, perform
opvangen : to catch
opvatten : to take
opvatting : concept, idea f
opvattingen : opvatting pl
opwelling : whim, impulse f
opwinding : agitation, trepidation f
opzitten : to sit up
opzocht : opzoeken past
opzoeken : to seek, look for
orde : order f
oren : oor pl
oud : old
oude : oud infl
over : over, above, about
overal : everywhere, overall
overdag : by day, during daytime, in the daytime
overhebben : to have left
overhouden : to have left, still have
overmaken : to make over
oversteken : to cross
paal : post, stake, pole, pile m
paaltje : paal dim
paar : pair, couple n
paddestoel : mushroom m
pak : package, suit (set of clothes) n
papier : paper n
papiertje : papier dim n
pardon : pardon n; pardon (me), excuse me
pas : only, just, hardly; passen 1 pres, 2 imp; pace, step
passagier : passenger m
passagiers : passagier pl
passen : to fit
patent : patent n
pech : bad luck, bad karma m
peinzen : to ponder, meditate
peinzend : peinzen pres part
per : for each; for every; per
piepen : to squeak, squeal
piepklein : tiny, microscopic
piepkleine : piepklein infl
piepte : piepen past
pijn : pain, ache f
pil : pill f
pillen : pil pl
piloot : pilot m
plaat : board, sheet, picture f
plaats : place, position f
plan : plan, scheme n
planeet : planet f
planeten : planeet pl
plannen : to plan; plan pl
plant : plant f
plat : flat
platen : plaat pl
plein : square, plaza n
plek : spot, place f
plekje : plek dim n
plezier : fun, leisure, pleasure n
plezierig : pleasant, fun
plotseling : sudden; suddenly
plukken : to pluck
plus : plus
politiek : politics f
poot : limb (arm or leg) of an animal m
pop : doll f,m
portret : portrait n
poten : poot pl
potloden : potlood pl
potlood : pencil n
poëtisch : poetic
praat : praten pres
prachtig : splendid, marvelous
prachtige : prachtig infl
praten : to talk
precies : exact, precise; exactly, precisely
prenten : to impress
prettig : merry, enjoyable
prijs : price, fare, charge m
prijzen : to praise
prikkelen : to irritate, bother
prins : prince m
prinsje : prins dim n
probeer : proberen 1 pres, 2 imp
probeerde : proberen past
proberen : to try, to attempt
proef : test, experiment f
prooi : prey, catch f
punt : point n
puntig : pointed, pointy, spiky
puntje : punt dim n
puntjes : puntje pl
purper : purple; purple n
put : pit, well m
putrand : wellhead m
putten : put pl
puur : pure; purely
raadde : raden past
raadsel : riddle, mystery n
raadselen : raadsel pl
raadsels : raadsel pl
raadt : raden 2,3 pres
raak : on target; scoring; counting; striking; strikingly; raken 1 pres
raakte : raken past
raam : window n
raar : strange, odd, weird, unusual
raasde : razen past
raden : to guess, to advise
radijs : radish m
raken : to touch, to become
ram : ram m
ramen : raam pl
ramp : disaster, catastrophe f
rampzalig : disastrous; miserably
rare : raar infl
rat : rat f
razen : to rage, to race
recht : right, straight; right, justice n
rechtop : upright (erect)
rechts : on the right; right
rechtuit : straightforward
rechtvaardigheid : justice f
redden : to save, rescue
redelijk : reasonable
reden : reason, ground f
redenen : reden pl
redenering : reasoning f
regeerde : regeren past
regeert : regeren 2,3 pres
regelen : to arrange, to regulate, to control
regelmatig : regular; regularly
regeren : to rule, reign, govern
regeringskunst : statesmanship f
reiken : to reach, to extend out, to stretch
reikten : reiken pl past
rein : pure, sheer
reis : travel, trip, tour f,m
reisde : reizen past
reisherinnering : travel memory f
reisherinneringen : reisherinnering pl
reist : reizen 2,3 pres
reisverhaal : travelogue n
reisverhalen : reisverhaal pl
reizen : to travel
reiziger : traveller, voyager m
reizigers : reiziger pl
rekenen : to appraise, to reckon, to evaluate; calculation n
rekken : to stretch
rekt : rekken 2,3 pres
reparatie : repair f
rest : rest f
reumatiek : rheumatism f
revolver : revolver m
richten : to direct, aim
richting : direction f
richtte : richten past
riem : belt, strap, thong, collar m
riempje : riem dim n
riep : roepen 1 past
rij : row, line f
rijden : to ride
rijk : rich
rijkst : rijk supl
rijkste : rijkst infl
rimboe : jungle, wilderness m
rinkelbel : jingle bell f,m
rinkelbelletje : rinkelbel dim n
rinkelbelletjes : rinkelbelletje pl
risico : risk n
ritueel : ritual; ritual n
rituelen : ritueel pl
rivier : river f,m
rivieren : rivier pl
roepen : to cry, shout
roestig : rusty
roestige : roestig infl
rond : round, circular; around, about
ronddraaien : to turn (round)
rondliep : rondlopen past
rondlopen : to walk about
roodgeruit : red-checkered
roodgeruite : roodgeruit infl
roos : rose f
rots : rock f
rotsen : rots pl
rotspunt : needle, peak n
rotspunten : rotspunt pl
roze : pink
rozen : roos pl
rozestruik : rose bush m
rug : back m
ruiken : to smell
ruilen : to swap, exchange
ruimte : space, room
ruit : (window)pane, window f,m
rups : caterpillar f,m
rupsen : rups pl
rust : rest, calm, peace f,m
rusten : to rest
rustig : calm, tranquil, quiet; quitely, calmly
rustige : rustig infl
rustigjes : quietly
samen : together
schaam : schamen 1 pres
schaamde : schamen past
schaamte : feeling of shame f
schaap : sheep n
schaapje : schaap dim n
schamen : to be ashamed
schapen : schaap pl
schat : treasure m
schaterde : schateren past
schateren : to laugh loudly
scheen : schijnen past
schelen : to make a difference
schenk : schenken 1 pres
schenken : to give as a present, to gift
scherp : sharp, able to cut easily
scherpe : scherp infl
scherpzinnig : perspicacious
scherpzinnige : scherpzinnig infl
schets : sketch f
schetsen : schets pl
schieten : to shoot, fire
schijnen : to shine, to appear, to seem
schilder : painter m
schildersloopbaan : painting career f
schip : ship n
schipbreukeling : shipwrecked person m
schitteren : to shine, glitter
schitterend : amazing, wonderful ; schitteren pres part
schitterende : schitterend infl
schok : shock m
schoonheid : beauty f
schoonhouden : to clean
schoorsteenbrand : chimney fire m
schoorsteenbrandje : schoorsteenbrand dim n
schoorsteenbrandjes : schoorsteenbrandje pl
schouder : shoulder m
schouders : schouder pl
schouders ophalen : to shrug
schouwspel : show, spectacle n
schreef : schrijven past
schrijf : schrijven 1 pres, 2 imp
schrijft : schrijven 2,3 pres
schrijven : to write
schrijver : writer m
schrikken : to be startled, to get a scare
schudde : schudden past
schudden : to shake
schuld : debt, blame, fault f
seconde : second (a unit of time) f
seconden : seconde pl
seinhuisje : signal box n
serieus : serious; seriously
serieuze : serieus infl
serieuzer : serieus comp
sigaret : cigarette f
sinds : since
slaagde : slagen past
slaan : to hit, to slap, to turn
slaap : temple m
slaapt : slapen 2,3 pres
slagen : to succeed
slang : snake f
slangen : slang pl
slapen : to sleep; slaap pl
slapend : slapen pres part
slapende : slapend infl
slaperig : sleepy, tending to go to sleep
slecht : bad; badly
slechte : slecht infl
sleep : slijpen past
sliep : slapen past
slijpen : to sharpen
slikken : to swallow
slikt : slikken 2,3 pres
slip : tail, part of an upper garment hanging below the waist
sloeg : slaan past
sloot : sluiten past
slot : end, lock n
slotte : slot dat
sluiten : to close, to lock
smeerolie : motor oil f
sneeuw : snow f
sneltrein : express train m
sneltreinen : sneltrein pl
snibbig : snappy, snappish; snappishly
snik : gasp m
snikken : to sob; snik pl
somber : somber, gloomy
sommige : some
soms : sometimes, maybe, perhaps
soort : genus, species f; sort, kind n
sorteer : sorteren 1 pres
sorteren : to sort
spaart : sparen 2,3 pres
spande : spannen past
spannen : to stretch, tighten
sparen : to spare, to save up
speet : spijten past
spel : game n
spelen : to play
spelletje : spel dim n
spelletjes : spelletje pl
spijt : regret f,m
spijten : to regret, to be sorry
spoedig : speedy; soon
spoedige : spoedig infl
spraak : speech f
sprak : spreken past
sprake : spreken subj; spraak dat
spreek : spreken 1 pres
spreidde : spreiden past
spreiden : to spread
spreken : to speak
spriet : sprig m
sprietje : spriet dim
sprietjes : sprietje pl
springen : to jump, to leap
sprong : springen past
sprookje : fairy tale n
sproot : spruiten past
spruiten : to sprout, to spring/come out (of)
staan : to stand, to be upright, to say
staand : standing; staan pres part
staande : staand infl; while
staande houden : to stand one's ground
staat : state, condition m; staan 2,3 pres
stad : city, town f
stak : steken past
stap : step m
stappen : stap pl
statig : solemn, ceremonious, stern
statige : statig infl
steden : stad pl
steeds : always, continually, all the time, every time, each time
steek : steken 1 pres
steen : stone m
steken : to prick, sting, to insert
stel : stellen 1 pres
stelde : stellen past
stellen : to state, to put forward, to set
stelt : stellen 2,3 pres
stem : voice f
stemde : stemmen past
stemmen : to bring into a certain mood, to tune
stemmetje : stem dim n
stenen : steen pl
ster : star f
sterf : sterven 1 pres
sterren : ster pl
sterrenkunde : astronomy f
sterrenkundige : astronomer m,f
sterven : to die
stervend : sterven pres part
stervende : stervend infl
steunen : to rest, be based or founded on
steunt : steunen 2,3 pres
stevig : firm, sturdy; firmly
stijf : stiff, rigid; firmly
stil : still, not moving
stilletjes : stil dim; silently, stealthily
stilte : silence f
stilzwijgen : silence n
stipt : precise, exact; exactly
stoel : chair m
stolp : bell jar f
stomverbaasd : astonished, amazed, flabbergasted
stond : time, age, hour f ; staan past
stonden : staan pl past
stop : stoppen 1 pres
stoppen : to stop, to halt; to stuff, to put, to insert
storing : malfunction f
storten : to dump, to deposit, to throw
straalde : stralen past
straalt : stralen 2,3 pres
stralen : to radiate, to shine
stralend : stralen pres part
streek : trick, prank f
streken : streek pl
strekken : to stretch
strekt : strekken 2,3 pres
streng : strict, severe, rigorous, unbending, cruel; severly
strijd : conflict m
struik : bush, shrub m
struikje : struik dim n
struikjes : struikje pl
studeerkamer : study f,m
stuk : broken; piece, part n
stukgaan : to break down, to fail
stukje : stuk dim n
sturen : to send
stuur : steering device n; sturen 1 pres
taak : task f
taal : language f
tachtig : eighty
tafel : table f
tam : tame, not wild
te : too, to
tederheid : tenderness f
tegelijk : simultaneously, at the same time
tegen : against, to, towards; disadvantage
tegenkomen : to encounter
tegenkomt : tegenkomen 2,3 pres
tegenkwam : tegenkomen past
tegenwoordigheid : presence f
teken : tekenen 1 pres, 2 imp
tekende : tekenen past
tekenen : to draw
tekening : drawing f
tekeningen : tekening pl
tel : tellen 1 pres
telescoop : telescope m
teleurgesteld : disappointed; teleurstellen past part
teleurstellen : to disappoint
tellen : to count, to enumerate
telt : tellen 2,3 pres
ten : to the, at the
ten slotte : finally, at last
tenminste : at least
tenslotte : in the end, finally, in conclusion, after all
ter : for, for the, in the
terechtgekomen : terechtkomen past part
terechtkomen : to land
tersluiks : stealthily
terug : backwards, back
teruggevonden : terugvinden past part
terugkomen : to come back, to return
terugvinden : to retrieve, to recover
terugzagen : terugzien pl past
terugzien : to see (someone) again/back
terwijl : while, during the same time that
tevoorschijn : forth
tevreden : content, satisfied
thuis : at home
tien : ten
tijd : time m
tijdens : during
tijdsbesparing : time saving f
tijger : tiger m
tijgers : tijger pl
toch : yet, still; nevertheless
tocht : trip, draught, air current m
toe : too, as well; come on!, go on!
toedoen : to matter, to shut
toegeeflijk : lenient, forgiving, permissive, concessive; indulgently
toegejuicht : toejuichen past part
toegeven : to admin, to concede
toejuichen : to acclaim, applaud
toekomen : to approach
toekomt : toekomen 2,3 pres
toen : then, when
toestrekken : to stretch
toeval : accident, chance n
toevallig : by chance, accidental, coincidental, fortuitous; accidentally
toevertrouwen : to entrust
toevoegen : to add
toewensen : to wish
top : top m
tot : to, up to, until
tot aan : up to, until
totdat : until, till
touw : rope n
traan : tear (in the eye) f,m
tracht : trachten pres
trachten : to try
tranen : traan pl
tranenland : tear-land n
treden : to tread, step
treffen : to hit, strike
trein : train m
treinen : trein pl
trek : appetite m
trekken : to pull, to draw; to go, move
trekvogel : migratory bird m
trekvogels : trekvogel pl
treurspel : tragedy n
trilden : trillen pl past
trillen : to tremble, twitch
trillend : trillen pres part
trillende : trillend infl
trok : trekken past
troon : throne m
troost : comfort, consolation m
troosten : to comfort, console, solace
trots : pride m; proud
trotse : trots infl
trouw : loyalty, faithfulness m; true, faithful, loyal
tuin : garden, yard m
tuintje : tuin dim n
tussen : between
twaalf : twelve
twee : two
tweede : second
tweehonderd : two hundred
tweeën : twee pl
tweeëntwintig : twenty-two
tweeënzestigduizend : sixty-two thousand
tweeënzeventig : seventy-two
twijfelen : to doubt
twintig : twenty
u : you 2, 2 pl nom,acc
uit : out, from
uit de verte : from afar
uit elkaar : apart, in pieces, asunder
uit elkaar halen : to separate
uitbarsten : to burst out, erupt
uitbarsting : eruption, outburst f
uitbarstingen : uitbarsting pl
uitblazen : to take a breather, rest to recuperate
uitbrengen : to bring out, to utter
uitbundig : exuberant; exuberantly
uitdoen : to turn off
uitdoven : to extinguish
uitgaan : to turn off, to go out
uitgedaan : uitdoen past part
uitgedoofd : uitdoven past part
uitgegaan : uitgaan past part
uitgerekend : uitrekenen past part
uitgetekend : uittekenen past part
uitgevonden : uitvinden past part
uitkiezen : to select
uitkomen : to come out, sprout, to appear, show up
uitkomken : to come out
uitkomt : uitkomken 2,3 pres
uitleg : uitleggen 1 pres ; explanation m
uitleggen : to explain
uitlegging : interpretation f
uitlopen : to turn out, to end
uitmaken : to matter, to call, to brand
uitproberen : to try out
uitrekenen : to calculate, compute
uitrekken : to stretch out
uitroepen : to cry out
uitrusten : to rest
uitschateren : to burst out a laughing
uitspreiden : to spread (out), stretch (out)
uitsteken : to stick out, stand out, protrude
uitstekend : outstanding, excellent; uitsteken pres part
uitstekende : uitstekend infl
uitstellen : to postpone, defer, delay
uitstraling : eradiation f
uittekenen : to draw, to trace out
uittrekken : to take off, to pull off
uitveeg : uitvegen 1 pres
uitvegen : to sweep out, clean out
uitvinden : to invent
uitvoerde : uitvoeren past
uitvoeren : to execute, carry out; perform
uitvoerig : extensively
uitwaaien : to blow out, be blown out
uitwrijven : to rub off
uitzag : uitzien past
uitzien : to look, to seem, to appear
uitzondering : exception f
uitzonderlijk : exceptional
uren : uur pl
urenlang : for hours (on end), (for) a long time
uur : hour n
uw : your 2 gen
uwe : uw infl; yours
vaag : vague, hazy
vaak : often
vaarwel : goodbye, farewell
vader : father m
vage : vaag infl
vak : profession n
vallen : to fall, to tumble; to be able to be
valt : vallen 2,3 pres
van : of, from
van pas : apropos, in handy
van tijd tot tijd : from time to time
vanavond : tonight
vandaag : today
vandaan : from, away
vangen : to catch
vannacht : tonight, this night
vanwege : because of, due to
varen : to sail
vast : firm, fast, tight, certain
vastbinden : to tie up
vastbindt : vastbinden pres
vasthouden : to hold (onto), to retain
vatte : vatten past
vatten : to catch, to apprehend
veeg : vegen 1 pres
veegde : vegen past
veel : many, much
veeleisend : demanding, particular (about)
veeleisende : veeleisend infl
veertienhonderdveertig : fourteen hundred and forty
vegen : to sweep
veilig : safe; safely
vele : many
vent : chap, fellow m
ventje : vent dim n
ver : far
ver weg : far off, far away
veranderd : veranderen past part
veranderen : to change
verandert : veranderen 2,3 pres
verantwoordelijk : responsible
verbaasd : astonished, surprised; verbazen past part
verbaasde : verbazen past
verbazen : to amaze, befuddle
verbazing : amazement f
verbeelden : to represent, be meant
verbergen : to hide
verbeter : verbeteren 1 pres
verbeteren : to improve, to correct
verbied : verbieden 1 pres
verbieden : to forbid, prohibit
verbinden : to connect, link up
verbonden : verbinden past part; allied, joined
verborg : verbergen past
verborgen : hidden; verbergen past part
verder : ver comp; further, more
verdergaan : to continue, to resume
verdienen : to earn
verdient : verdienen 2,3 pres
verdoen : to waste
verdraag : verdragen 1 pres
verdragen : to tolerate
verdriet : grief n
verdrietig : sad; sadly
verdrietigs : verdrietig part
verdwaald : lost; verdwalen past part
verdwaalt : verdwalen 2,3 pres
verdwalen : to become lost, to go astray
verdwenen : verdwijnen past part
verdwijnen : to disappear
verfdoos : paint box, (box of) paints f,m
verfomfaaid : wrinkly
vergat : vergeten past
vergeef : vergeven 1 pres, 2 imp
vergeet : vergeten pres, 2 imp
vergeten : to forget; vergeten past part
vergeven : to forgive
vergif : poison n
vergis : vergissen 1 pres
vergissen : to make a mistake
vergist : vergissen 2,3 pres, past part
vergiste : vergissen past
vergisten : vergissen pl past
verhaal : story n
verhaalt : verhalen 2,3 pres
verhalen : to narrate ; verhaal pl
verkeerd : verkeren past part; wrong
verkeerde : verkeren past
verkenningsvlucht : reconnaissance flight f,m
verkeren : to be found, be located
verkocht : verkopen 2,3 pres, past part
verkochte : verkocht infl
verkoop : verkopen 1 pres
verkopen : to sell
verkouden : having a cold
verkoudheid : cold (illness) f
verlangen : to long for, desire, yearn
verlangt : verlangen 2,3 pres
verlaten : to abandon; verlaten past part
verleden : previous, last
verlegde : verleggen past
verlegen : shy, bashful, timid, abashed; shyly
verleggen : to move, shift, push back
verlicht : verlichten past part
verlichte : verlicht infl
verlichten : to illuminate
verliezen : to lose
verloor : verliezen past
verloren : verliezen pl past, past part
verlos : verlossen 1 pres, 2 imp
verlossen : to free, to redeem
vermoedde : vermoeden past
vermoeden : to suspect
vermoeid : vermoeien past part; tired, weary
vermoeidheid : tiredness f
vermoeien : to tire
vermoeien : to tire
vermoeiend : vermoeien pres part; tiring
vernield : vernielen past part
vernielen : to destroy
veroordeel : veroordelen 1 pres
veroordelen : to condemn
verrassen : to surprise, to amaze, to awe
verrast : verrassen past part
verre : ver infl
verroeren : to move
verrukkelijk : wonderful, delightful
verrukkelijke : verrukkelijk infl
verscheen : verschijnen past
verschenen : verschijnen pl past
verschijnen : to appear, show up
verschijning : appearance, act of appearing f
verschil : difference n
verschillen : to differ
verschillend : different, various
verschillende : verschillend infl
verschilt : verschillen 2,3 pres
verschrikkelijk : awful, terrible
verschrikkelijke : verschrikkelijk infl
verschuiven : to move, shift
versierd : versieren past part
versieren : to decorate
verslaan : to defeat
verslagen : verslaan past part; defeated, dismayed
verslinden : to devour, to eat greedily
verspil : verspillen 1 pres, 2 imp
verspillen : to waste
verspreidde : verspreiden past
verspreiden : to spread around
verstand : reason, mind, intellect, brains, wit n
verstandig : sensible, wise, able-minded; wisely
verstandigst : verstandig supl
verstandigste : verstandigst infl
verstijven : to stiffen, to become stiff, to freeze
verstoorde : verstoren past
verstoren : to disturb
verstrooid : absent-minded
vertaling : translation f
vertalingen : vertaling pl
verte : distance f
verteert : verteren 2,3 pres
verteld : vertellen past part
vertellen : to tell
verteller : narrator m
vertelt : vertellen 2,3 pres
verteren : to digest
vertonen : to show, exhibit
vertoond : vertonen past part
vertrek : departure n
vertrekken : to depart, leave
vertrouwde : vertrouwen past
vertrouwen : to trust
verveel : vervelen 1 pres
verveelde : vervelen past
vervelen : to be bored
vervelend : boring, annoying
vervolgde : vervolgen past
vervolgen : to continue, carry on
vervolgens : subsequently
verwaarloosd : verwaarlozen past part
verwaarlozen : to neglect, slack off
verwachting : expectation f
verwelken : to wither, wilt
verwelkten : verwelken pl past
verwijten : to blame for
verzamelen : to collect, to gather
verzameling : collection f
verzamelt : verzamelen 2,3 pres
verzetten : to move, to shift to another position
verzinken : to sink away
verzonken : verzinken pl past, past part
verzorgde : verzorgen past
verzorgen : to take care of, to look after, to nurse
viel : vallen past
vier : four
vierde : fourth
vierentwintig : twenty-four
vierenveertig : forty-four
vierenvijftig : fifty-four
vierhonderd : four hundred
vijf : five
vijfde : fifth
vijfduizend : five thousand
vijfhonderd : five hundred
vijfhonderdelf : five hundred eleven
vijftien : fifteen
vijftigduizend : fifty thousand
vind : vinden 1 pres
vinden : to find, to think
vindt : vinden 2,3 pres
vinger : finger m
vingers : vinger pl
vlak : flat, plane; plane n; straight, immediately, just
vlakbij : near, close to
vlam : flame f
vlieg : fly f; vliegen 1 pres
vliegen : to fly; vlieg pl
vliegenier : aviator m
vliegt : vliegen 2,3 pres
vliegtuig : aeroplane, aircraft n
vliegtuigen : vliegtuig pl
vlinder : butterfly m
vlinders : vlinder pl
vlot : raft n
vlug : quick, fast; quickly
vlugge : vlug infl
vlugger : vlug comp
voedsel : food n
voegde : voegen past
voegen : to add, to place, to put
voel : voelen 1 pres
voelde : voelen past
voelen : to feel
voelt : voelen 2,3 pres
voerden : voeren pl past
voeren : to guide, lead, to carry
voet : foot m
voetspoor : trail of footprints, footsteps n
voetsporen : voetspoor pl
voetstap : footstep m
voetstappen : voetstap pl
vogel : bird m
vol : full, replete
volgend : following, next, subsequent
volgende : volgend infl
volhield : volhouden past
volhouden : to continue, persevere
volk : people, nation, tribe n
volle : vol infl
volmaakt : perfect
vond : vinden past
vonden : vinden pl past
voor : for, before
voor het eerst : for the first time
vooral : especially, particularly, above all
voorbereidsel : preparation n
voorbereidselen : voorbereidsel pl
voorbij : past; just beyond, over; past, beyond
voorbijganger : passer-by m
voordat : before
voorgoed : for good, permanently
voorhebben : to intend, wear, carry
voorhoofd : forehead n
voorover : headlong, face down, forwards
voorschrift : prescription, regulation n
voorschriften : voorschrift pl
voorstellen : to present, to put forth, to introduce, to imagine, to propose, to suggest
voort : forth, forwards
voortdurend : continuous, incessant; continuously, incessantly, all the time
voortgaan : to continue
vooruit : ahead, onward; come on, go on
voorzeggen : to say in advance/beforehand; to herald
voorzegt : voorzeggen 2,3 pres
vorig : previous
vorige : vorig infl; last, previous one m
vorigen : vorige pl
vorst : generic term for prince, monarch, ruler m; frost m
vos : fox m
vossen : vos pl
vraag : question, query f; vragen 1 pres, 2 imp
vraagstuk : question, issue, problem n
vraagstukken : vraagstuk pl
vraagt : vragen 2,3 pres
vragen : to ask a question; vraag pl
vreemd : strange, weird, odd
vreesde : vrezen past
vrezen : to fear
vriend : friend m
vriendelijk : friendly, kind; kindly
vriendelijkheid : friendliness, kindliness f
vrienden : vriend pl
vriendje : vriend dim n
vrij : free; fairly, rather, quite, very
vroeg : vragen past; early
vroege : vroeg infl
vroeger : earlier, in the past
vulkaan : volcano m
vulkanen : vulkaan pl
vulkanisch : volcanic
vulkanische : vulkanisch infl
vulpen : fountain pen f,m
vuurrode : vuurrood infl
vuurrood : crimson, scarlet
véél : many, much
vóór : for, prior to; before
waar : where, what ; true
waard : worth
waarde : value, worth f
waarheen : whither, to where
waarheid : truth f
waarin : in + wat
waarmee : met + wat
waarom : om + wat; why
waaronder : onder + wat
waarop : op + wat
waarover : over + wat
waarschuwen : to warn, let someone know, notify
waartoe : tot + wat
waaruit : uit + wat
waarvan : van + wat
waarvoor : voor + wat
wacht : wachten pres
wachten : to wait
wachtte : wachten past
wakker : awake
wakker worden : to wake up
wandelen : to stroll, be on a walk
wandeling : walk, ramble f
wandelingetje : wandeling dim n
wandelingetjes : wandelingetje pl
wanneer : when, whenever
want : for, because
wapenrusting : armament f
war : confusion, disarray f
ware : waar infl
waren : to watch, to keep ; zijn pl past
warm : warm, hot
was : zijn past
wat : what, that, which; something
water : water n
watervogel : aquatic bird m
watervoorraad : water supply m
we : we 1 pl
weegt : wegen 2,3 pres
week : week f
weer : again
wees : wijzen past; zijn 2 imp
weet : knowledge; science m; weten pres
weg : way, road m; away, gone
wegbrengen : to take (away), deliver
wegen : to weigh; weg pl
wegens : because of, for
weggaan : to go away, to leave
weggegooid : weggooien past part
weggleed : wegglijden past
wegglijden : to slip (away)
weggooien : to throw away
weglopen : to run off, to run away
weigeren : to refuse, to deny (not to allow)
weinig : little, few, not much, not many
wekken : to wake, to wake up
wekte : wekken past
wel : well, as many as
welk : which
welke : welk infl
wensen : to wish
wenste : wensen past
werd : worden past
werden : worden pl past
wereld : world f,m
werelddeel : continent n
werelddelen : werelddeel pl
werelden : wereld pl
werk : task, job n
werkelijk : real, actual; really, truly
werkelijke : werkelijk infl
werken : to work, labour
werkend : werken pres part; working
werkende : werkend infl
werking : working, functioning f
werkje : werk dim n
werkjes : werkje pl
werkten : werken pl past
werpen : to throw
weten : to know, to remember
wezenlijk : essential, fundamental
wezenlijke : wezenlijk infl
wie : who
wiegde
wij : we 1 pl
wijnberg : vineyard m
wijnbergen : wijnberg pl
wijs : wise, nice
wijsheid : wisdom f
wijze : manner, mode, way, method f ; wijs infl
wijzen : to point
wil : willen pres; will, wish m
wild : wild
wilde : wild infl; willen past
willekeurig : arbitrary, random
willekeurige : willekeurig infl
willen : to want, to desire
wilt : willen 2,3 pres
win : winnen 1 pres
wind : wind m
windvlaag : gust (of wind), squall f,m
windwijzer : weathercock, weathervane m
winkel : shop m
winkels : winkel pl
winnen : to win, to acquire
wisselwachter : switchman m
wist : weten past
woestijn : desert f
woestijnen : woestijn pl
woestijnput : desert well m
wonderbaarlijk : miraculous; miraculously
wonderbaarlijks : wonderbaarlijk part
wonderlijk : wonderful, queer
wonderlijks : wonderlijk part
wonen : to live
woon : wonen 1 pres
woonde : wonen past
woont : wonen 2,3 pres
woord : word n
woorden : woord pl
woordje : woord dim n
word : worden 1 pres
worden : to become
wordt : worden 2,3 pres
wortel : root m
wortels : wortel pl
wreef : wrijven past
wrijven : to rub
wél : well
z'n : zijn
zaad : seed n
zaadje : zaad dim n
zaadjes : zaadje pl
zacht : soft, gentle; gently, softly
zachte : zacht infl
zachtjes : zacht dim; softly, gently, quietly
zaden : zaad pl
zag : zien past
zak : pocket m
zakdoek : tissue, handkerchief m
zakenman : businessman m
zakenmens : businessperson m
zakenmensen : zakenmens pl
zal : zullen pres
zand : sand n
zat : zitten past
ze : she, they 3 f,pl nom ; them 3 pl acc,dat
zedenpreek : sermon f,m
zedenpreken : zedenpreek pl
zee : sea f
zeemeeuw : seagull f
zeeën : zee pl
zeg : zeggen 1 pres
zegenen : to bless
zeggen : to say, tell
zegt : zeggen 2,3 pres
zei : zeggen past
zeiden : zeggen pl past
zeker : certain, sure; certainly, surely
zelden : rarely, seldom
zelf : oneself, by oneself, alone
zelfs : even
zes : six
zesde : sixth
zesentwintig : twenty-six
zeshonderd : six hundred
zesjarig : siz-year-old
zesjarige : zesjarig infl
zet : zetten pres, 2 imp
zette : zetten past
zetten : to set, to put
zeven : seven
zevende : seventh
zevenduizend : seven thousand
zeveneneenhalf : seven and a half
zevenhonderd : seven hundred
zich : himself, herself, itself, oneself, themselves
zich voorstellen : to imagine
zichzelf : oneself; himself/herself/themselves
zie : zien 1 pres
ziek : sick, ill
zien : to see
ziet : zien 2,3 pres
zij : she, they 3, 3 pl nom
zijn : to be, to exist ; his,its 3 m,n gen
zin : sense, sentence, desire, appetite; intention m
zingen : to sing
zingt : zingen 2,3 pres
zinloos : pointless, senseless, meaningless
zit : zitten pres
zitten : to sit, to be, to be placed or located
zo : so, thus
zo'n : zo + een; such a
zoals : like, such as
zocht : zoeken past
zodat : such that, thereby, so that
zodra : as soon as
zoek : zoeken 1 pres
zoeken : to look for, to seek
zoetjes : sweetly
zomaar : for no reason, out of the blue
zon : sun f
zonder : without
zonsondergang : sunset m
zonsondergangen : zonsondergang pl
zonsopgang : sunrise m
zorg : care f
zorgen : to worry; to make sure, to ensure
zorgvuldig : careful, meticulous; studiously
zou : zullen past
zouden : zullen pl past
zoudt : zullen 2 past
zout : salted; salt n
zoveel : so many, so much
zowat : just about
zucht : sigh m
zuchten : to sigh
zuchtte : zuchten past
zuid : south
zul : zullen 2 pres
zulk : such
zulke : zulk infl
zullen : will, shall
zult : zullen 2,3 pres
zwaar : heavy, hefty
zwak : weak
zwart : black
zweeg : zwijgen past
zwegen : zwijgen pl past
zwellen : to swell
zwelt : zwellen 2,3 pres
zwijgen : to be silent, shut up; muteness n
zwijgend : zwijgen pres part; silently; silent
zó : so, thus, like that/this
éne : sone, so-called
één : one

No comments: